De vertanding bevindt zich op een verticale as met de tandhouder. Het onderscheidende van PÖTTINGER-tanden is dat de tanden genoeg hebben aan een lichte zwenking. Door de geringere hefwerking komen ze zelfs bij grote hoeveelheden voeder niet van de grasmat af en rapen ze het voeder zorgvuldig op – er blijft niks achter.
Voor een lange levensduur is de buitenste dubbele tand op de tandenkam iets korter en sterker dan de andere tanden. Zo breken de tanden minder snel af. In alle gevallen verhindert de tandverliesbeveiliging verloren tanden in het zwad.
De PÖTTINGER-tanden zijn naar voren gekanteld, dus licht ingesteld voor grip. Door deze constructie schept u het voeder actief van de bodem af, zoals met een hooivork. Het daaropvolgende voeder duwt het ongehinderd langs de tandpoten naar boven. Het voeder wordt dus niet over de hele werkbreedte over de bodem versleept. Het binnendringen van vuil en kruimelverliezen worden geminimaliseerd.